Berend Jan Scholten

1921-1944

0

Oorlogsslachtoffer

Is 23 jaar geworden

Geboren op 10-06-1921 in Utrecht 

Overleden op 22-11-1944 in Böhlen 



Bijdragen

De volgende bijdragen zijn door bezoekers toegevoegd:

Het levensverhaal van mijn oom Berend Jan Scholten

Mijn naam is Wilco Veldhorst, jongste zoon van Johan Willem Veldhorst (geb. 1927) en Maria Margaretha (Ria) Scholten (1932-2001), jongste zuster van Berend Jan Scholten, geboren te Utrecht op 10 juni 1921, overleden te Böhlen bij Leipzig op 22... Lees meer

Mijn naam is Wilco Veldhorst, jongste zoon van Johan Willem Veldhorst (geb. 1927) en Maria Margaretha (Ria) Scholten (1932-2001), jongste zuster van Berend Jan Scholten, geboren te Utrecht op 10 juni 1921, overleden te Böhlen bij Leipzig op 22 november 1944. Berend Jan Scholten was dus mijn oudste oom, al heb ik hem nooit gekend, ik ben zelf geboren in 1971. Een oudere broer van mij, de jongste van een tweeling, en mijn in 2001 overleden neef zijn beiden vernoemd naar onze oom. Berend Jan Scholten is begraven op Ereveld Loenen op het vak A op nummer 208. Hij kwam uit een gezin van 6 kinderen, Annetje (Annie, kantoorbediende), Berend Jan (student), Freek, Wim, Cornelis (Cees) en mijn moeder dus. Het gezin woonde op de Bolstraat nummer 15 in de wijk Oudwijk in de stad Utrecht.

Het huis van mijn grootouders lag vlak achter het huidige spoorwegmuseum, toen een goederenstation aan de oosterspoorweg Amsterdam-Hilversum-Utrecht-Arnhem op een steenworp afstand van Stadion Galgenwaard en paardenrenbaan Mereveld. Vlakbij was de wijkspeeltuin. Elke nacht om 03.00 uur precies kwam er een lege olietrein uit Schoonderbeek op weg naar Rotterdam of net de andere kant op langs. Het station is gebruikt om de Utrechtse Joden weg te voeren naar Westerbork. Een gedenkplaat op de voorgevel van het station herinnert daar nog aan.

Mij staat bij hoe mijn moeder vertelde dat de Duitsers bij een razzia een keer met de bajonet door de kledingkast van mijn grootouders gingen, op zoek naar mensen die verborgen waren. Mijn grootouders woonden niet heel ver van het “Hoofdkwartier van de NSB” dat op de Utrechtse Maliebaan gevestigd was. Jaren geleden kregen mijn oom en moeder nog een discussie in de auto over een schietpartij die daar in de meidagen van 1945 al dan niet zou hebben plaatsgevonden.

Mijn moeder vertelde mij hoe het ene na het andere Joodse klasgenootje uit de klas verdween. Mij staat bij hoe mijn moeder vertelde dat er een keer op het Maliebaanstation een Duitse munitietrein stond die beschoten werd door vliegtuigen waarbij één van mijn ooms (ik dacht Cees) gewoon voor het raam stond te kijken. Toen mijn grootmoeder riep dat hij onder een tafel of in de kelderkast moest wegkruipen zei hij: "Als dat ding geraakt wordt zijn we er toch allemaal geweest". De munitietrein stond enige dagen later op het emplacement van Utrecht CS waar hij wederom beschoten is, geraakt werd en een deel van het toenmalige Academisch Ziekenhuis (dat naast het Centraal Station stond) geraakt zou zijn (dat kan ik alleen nergens nagaan, maar vertelde mijn moeder).

Zondags liep de familie langs de Kromme Rijn naar Rhijnauwen waar ze naar het Theehuis gingen en dan gingen ze met de tram terug. Een jeugdvriend van mijn oom Cees zat in het voetbalelftal van DOS dat landskampioen werd in 1958.

Mijn grootvader, Gerrit Scholten, geboren in Tilburg in 1891 werkte al voor de oorlog bij een fabriek in Utrecht (ik meen Hamburger, maar dat weet ik niet zeker) –eigendom van ik meen een Joodse familie- waar hij boekhouder was. In de meidagen van 1940 was mijn grootvader als “blokhoofd” verantwoordelijk voor evacuatie en dergelijke van de bevolking in de wijk. Mijn moeder heeft wel eens verteld hoe ze vanuit Utrecht vanuit het dakraam de rookwolken boven Rotterdam zag van het bombardement. Een bombardement waar Utrecht net aan ontsnapt is door de capitulatie.

De grootouders van vaders kant van het gezin woonden ook in Utrecht. Hun grootvader was afkomstig uit Twente en had als geschoold machinebankwerker bij Stork in Hengelo gewerkt. Daarna is hij naar Tilburg vertrokken, waar mijn grootvader geboren werd. Vervolgens ging hij werken vanuit Amsterdam en Rotterdam voor een bedrijf dat mensen uitzond naar het buitenland. Mijn overgrootvader werkte rond 1915 in de Verenigde Staten voor Ford en was ervoor of erna werkzaam als treinmachinist op de lijn Kaapstad-Johannesburg in Zuid-Afrika. Daarna is hij dacht ik teruggekeerd naar Nederland. De grootouders van het gezin van moederskant kwamen uit de omgeving van Waverveen/Wilnis/Breukelen.

Mijn oom Berend Jan Scholten deed begin jaren ‘40 de MTS, nu de HTS in Utrecht aan de Vondelstraat nu Vondelparc http://vondelparc.nl/historie/ (hier staat meer informatie over de school) richting Weg- en Waterbouw, nu Civiele Techniek. Vanwege zijn opleiding had hij vrijstelling van de arbeidseinsatz (de brief die dat bevestigd zit in de spullen die ik van mijn moeder heb). Toen hij net klaar was met school (hij is afgestudeerd als ingenieur op 14 juli 1944) werd hij op 14 augustus 1944 op de Kleine Singel in Utrecht aangesproken en aangehouden door 2 landwachters met de vraag `Moet jij niet in Duitsland werken´ en voor hij het goed en wel in de gaten had zat hij op het politiebureau en was hij op weg naar Kamp Amersfoort (Zijn nummer hier was 5225 Block 9 B). Op last van “Fachberater" Simons van het Arbeidsbureau wordt hij naar Kamp Amersfoort overgebracht op 15 augustus 1944. Het is welliswaar een cliché, maar zijn fiets is in beslag genomen. In een aantal brieven komt hij er ook op terug.

Schets kamp Amersfoort

Mijn oom werd te werk gesteld op vliegbasis Soesterberg waar hij bomgaten moest repareren. Hij schrijft aan mijn grootouders: “Kom niet naar het kamp, ze zullen u slaan”. Hij beschrijft in een brief aan mijn grootouders op 21 augustus 1944 dat hij erg verkouden is, dat zijn klompen wel passen, maar dat ze niet hoog genoeg zijn. Zijn voeten zijn stuk van de klompen. Rechts heeft hij pijn, links zweren zijn voeten. Marcheren met klompen is erg vermoeiend. Een mede-gevangene, Chr. Meere (ik krijg de indruk een mede-student die gelijktijdig is opgepakt) is al eens flauwgevallen. Hij beschrijft dat hij verder gezond is, maar nerveus, nog 14 dagen zo en hij zou zenuwziek worden. Hij zal niet alles hebben kunnen schrijven, want de brieven werden gelezen. In de spullen van mijn moeder zit ook een brief met potlood op een broodzak geschreven die in Kamp Amersfoort over het hek gegooid is, of eruit gesmokkeld is.

Mijn grootvader heeft een advocaat ingeschakeld om mijn oom vrij te krijgen (ik heb een doorslag van een brief 18 augustus 1944 in mijn bezit aan de Sicherheitspolizei en de Sicherheitsdienst waarin mijn grootvader verzoekt om vrijlating) en een brief aan de “Kommandeur der Arbeidscontroledienst in de SS-kazerne in Apeldoorn” waarin staat dat pas afgestudeerde ingenieurs waren vrijgesteld van de arbeidseinsatz in Duitsland. In die brief verwijst mijn grootvader naar advocaat Mr. F.P. van Ravenswaaij uit Utrecht, die hij in de arm heeft genomen, maar dat mocht niet baten. Mijn oom was al op transport naar Duitsland gezet. In de stukken zit een vergelijkbare brief van Chr. Meere. In de stukken zit ook een brief van het Arbeidsbureau –gedateerd 5 september 1944-, waarin het verzoek om vrijlating wordt ondersteund. Toen zat hij echter al in Duitsland.

Vanuit Kamp Amersfoort is hij op 31 augustus op transport gezet naar Duitsland naar kamp Böhlen (http://merwedegijzelaars.nl/kamp/4/de-kippe-lippendorf) bij Leipzig, naar ik begreep een Aussenlager van Buchenwald. Hij beschrijft hoe de reis gegaan is, hij heeft een uur naar de trein gelopen (van Kamp Amersfoort naar het station in Amersfoort), de trein was om 6.20 uur in Hengelo, in 07.20 uur in Bentheim. In Leipzig werden ze op een andere trein gezet naar Böhlen en daar hebben ze nog een uur gelopen. Hij had in geen 40 uur geslapen. Het rantsoen was 125 gram boter, een brood en kaas en aan de grens hadden ze van het Duitse Rode Kruis nog 4 sneden brood gekregen. Hij was erg blij dat de bagage niet zo zwaar was, want hij was erg moe. Daar werd hij te werk gesteld als puinruimer bij de “Allgemeine Sächsische Werke”, een chemisch complex dat –zo schrijft hij- zwaar geteisterd is. In een brief van 3 september beschrijft hij de barak, 7 x 2,50 x 1,80. Ze slapen er met 12 man in op stro en een deken. Hij schrijft dat het eten anders is dan in Amersfoort en de behandeling beter lijkt en dat Christiaan Meere er ook zit. Er zit van alles, Belgen, Fransen, Engelsen, Amerikanen, Russen enz. In een brief van 5 november 1944 schrijft hij dat nog gevangene is. Dat hij werkt als puinruimer, maar kamerwacht is in het schaftlokaal omdat hij het zware werk niet kan volhouden. Verder schrijft hij dat de andere Scholten uit Leidschendam is losgelaten met een groep van 200. Hij schrijft op 5 november dat hij hoopt over twee weken vrij te komen. Toen was hij dus dood….

Verder schrijft hij dat hij kortgeleden naar Peres is overgebracht. Op de site “Merwedegijzelaars” over jonge mannen die in de buurt van Sliedrecht zijn opgepakt staat een beschrijving (http://merwedegijzelaars.nl/kamp/5/alpenrose-peres) Het zou een beter kamp zijn. 1Hij beschrijft dat er weinig kameraardschap in het kamp is, alles gejat wordt, tot aan onderbroeken aan toe en dat mensen alles ruilen tegen sigaretten. Sommigen hebben alleen de pyama nog. Hij schrijft dat hij veel last heeft van de kou en dat hij ‘gelooft dat hij is afgevallen’. Verder schrijft hij dat hij om 04.15 uur moet opstaan, om 5 uur weggaat en dan om 6 uur op de fabriek is. Om 09.30 uur heeft hij een half uur pauze. Om 12.30 uur heeft hij een half uur pauze en om 16.15 uur gaan ze terug naar het Lager. Ze kregen per dag 500 gram brood met worst ,3x boter, 2x kwark en jam. Zondags 125 gram brood en ’s woensdags overdag 1 kop soep, soms pap en 3 pelkartoffels.

Mijn oom drukt mijn grootouders op het hart te zorgen zelf genoeg te eten te hebben. Uit de brieven van mijn grootmoeder blijkt wel dat de hongerwinter aanstaande is. Mijn oom overleed, 23 jaar oud in Borna bij Leipzig. De officiële doodsoorzaak is volgens de officiële papieren Entero-Colitis (dikke- en dunnedarmontsteking) en een abces aan het bovendijbeen. Echter, op de website ‘Merwede-gijzelaars’ kwam ik een Foto (zie bijlage) tegen van Henk de Jong die in De Kippe bij Lippendorf de doden bijhield en de doodsoorzaak. Daarop vermeld stond een Berend Scholten (boven aan de pagina, met dezelfde geboortedatum) en daar stond dissenterie op. Dat lijkt aannemelijk aangezien hij in een brief zegt dat hij al 3 weken ziek is en diarree heeft. Mijn oom is begraven op 27 november 1944 en zou op 6 november 1944 in het ziekenhuis in Borna opgenomen zijn. In een brief van het Nederlandse Rode Kruis van 1 september 1945 blijkt dat men niet weet of het graf nog bestaat en of het door oorlogsgeweld niet is beschadigt.

Uit een brief van Berendse en Van de Pol (zie onder) blijkt dat er in 1948 naar gekeken is door Berendse en Van de Pol, maar dat er aan het graf niks te zien is, omdat niemand naar het graf omgekeken heeft. Dat is niet heel gek, ze hadden in Duitsland genoeg eigen problemen in die tijd. Het was 3 jaar na de oorlog, in de Sovjet-Russische bezettingszone van Duitsland. Uit de brieven krijg ik de indruk dat hij zich eenzaam voelde, hij vraagt zijn ouders veel te schrijven en schrijft ook het idee te hebben dat zijn ouders brieven niet ontvangen hebben. Verder vraagt hij om kleren en eten, in brieven, briefjes en kaarten (en het lijkt gesmokkelde kaarten op schriftblaadjes). Ik vermoed dat die niet door de censuur gekomen zijn of vanwege de slechte postbezorging toen, bombardementen etc. niet op plaats van bestemming gekomen zijn.

Na de oorlog zijn de 2 landwachters die hem aangehouden hebben opgepakt en in Leeuwarden terecht gekomen in de Koepel. Mijn moeder zei altijd: “Het waren 2 landgenoten die mijn broer hebben verkocht voor 30 gulden”. Of het bedrag klopt weet ik niet. Mijn oma kreeg een foto onder ogen. Ze zei: "Ik weet nu wie het zijn, maar ik hoef hen nooit meer te zien". Ze zou ook gezegd hebben niet te weten welke straf deze mensen hadden moeten krijgen, want ze zou haar zoon daarmee toch niet terugkrijgen.

Naar het schijnt hebben mijn grootouders een aanbod voor (aanvragen van) 'Wiedergutmachung' gekregen, maar heeft mijn oma dat geweigerd: "Daarmee krijg ik mijn zoon niet terug", zou ze gezegd hebben. De brief waarmee claims verzameld werden zitten in de stukken, maar zijn niet ingevuld. Het gezin was zwaar getroffen, want in het najaar van 1943 overleden zijn jongste broertje Cees op 14 jarige leeftijd en zijn oudste zus Annie op 24 jarige leeftijd aan de gevolgen van dyfterie. Mij staat bij hoe mijn moeder verteld dat de auto van de dokter zo’n enorme indruk op haar maakte als tiener. Het was een Cadillac, in een tijd dat auto’s nog redelijk zeldzaam waren. Het gezin maakte in Utrecht de hongerwinter mee. Dat wordt ook duidelijk uit brieven van mijn grootmoeder aan mijn oom.

In één van zijn brieven aan mijn grootouders schrijft mijn oom het zo zonde te vinden dat hij niet thuis is met de verjaardag van zijn moeder en hoopt dat hij 13 oktober met de verjaardag van zijn zusje (mijn moeder thuis te zijn). “Als ik onverhoopt niet thuis ben, ligt Maria’s cadeau op de bovenste plank boven de deur”. In brieven vermeldt hij uitvoering zijn rantsoenen, vraagt hij waar zijn rijwiel gebleven is en vraagt hij naar de Noordoostpolder (In 1e instantie zou hij daar na afsluiting van zijn opleiding mogelijk naar toe moeten). Uit de spullen die ik heb blijkt verder dat het erg lastig geweest is het stoffelijk overschot van mijn oom terug te krijgen. Er zitten brieven in van de Nederlandse ambassade in Moskou (Lippendorf lag na de oorlog in de toenmalige Sovjet-Bezettingszone). Er zit de complete correspondentie bij met de Oorlogsgravenstichting, de eerder genoemde broodzak met een brief die uit Kamp Amersfoort is gesmokkeld. De correspondentie met de dienst identificatie en berging en met Berendse en Van de Pol, een im- en exportfirma die de verzorging van het graf regelde in Borna in opdracht van mijn grootvader etc. Zelfs hoe duur het onderhoud van het graf in Borna was en een brief waarin men bedankt wordt voor het onderhoud, maar het beëndigt is omdat het stoffelijk overschot van mijn oom naar Loenen is overgebracht. Hij was één van de eersten die in 1949 meen ik in Loenen ter aarde is besteld.

Aangezien ik enige informatie heb over Böhlen, ik ook de Digitale Monumenten Merwedegijzelaars en Groningengijzelaars gelezen heb en er Russen zaten en de Russen niet bepaald goed behandeld werden maak ik me geen enkele illusie over de behandeling die mijn oom er gehad heeft. In de brieven kon hij natuurlijk amper beschrijven hoe beroerd het er echt aan toe ging, het werd tenslotte allemaal gelezen. Drie jaar geleden, toen ik vanuit Tsjechië naar Nederland terugreed heb ik een tussenstop gemaakt om het monument in Lippendorf voor de Nederlandse kampgevangenen op te zoeken. Ik kon het niet vinden en vroeg in de omgeving rond. Niemand wilde erover praten of kende het kamp. Op de begraafplaats van Lippendorf sprak ik een hoogbejaarde vrouw van (als ze nog leeft nu 90), die uit de omgeving kwam en het kamp kende. Zij vertelde me hoe haar moeder destijds probeerde om kampgevangenen soms water of brood te geven. Dat was gevaarlijk want was verboden. Zij vertelde me uiteindelijk ook waar ik de gedenkplaten kon vinden en vroeg vergiffenis voor alles wat de Duitsers de Nederlanders aangedaan hadden. Dat voelde nogal dubbel, want haar moeder had kennelijk geprobeerd mensen te redden en mijn oom is verraden door zijn eigen landgenoten…..

Dit zijn wat passages die ik uit de brieven gehaald heb van mijn oom. Mijn moeder is inmiddels 16 jaar terug overleden en mijn ooms en mijn neef zijn inmiddels ook overleden. Ik kan het dus niet meer navragen. Ik heb het verhaal zo goed en zo kwaad als ik kon proberen te reconstrueren. Het blijkt lastig te zijn om informatie boven tafel te krijgen. Mijn moeder heeft het geprobeerd, maar strandde en toen zij mensen aanschreef was het begin jaren ’70, dus overlevenden waren er nog ruimschoots. Zij had alleen niet de beschikking over internet en tot 1989 kon je amper de grens met de DDR over. Ik heb geprobeerd via het Herinneringscentrum Buchenwald het eea proberen te achterhalen, maar dat spoor strandde, waarschijnlijk omdat de ‘Arbeidseinsatz’ via het Arbeidsbureau ging en er dus een andere administratie op na werd gehouden.

Utrecht werd bevrijd op 7 mei 1945. Na de oorlog moest mijn jongste oom in het kader van zijn dienstplicht naar toenmalig Nederlands Indië. Daar heeft hij meen ik 3 jaar gezeten. Het is een wonder dat hij dat overleefd heeft. Hij werd uitgezonden via Kamp Amersfoort dat destijds door het Nederlandse leger gebruikt werd. Hetzelfde kamp dus als waar zijn broer 3 jaar ervoor gezeten had. Mede-dienstplichtigen, zo vertelde mijn moeder deden lachend voor hoe de martelwerktuigen in Kamp Amersfoort die er nog stonden gebruikt werden. Martelwerktuigen waar zijn eigen broer misschien wel mee ‘behandeld’ was. Ik denk dat het voor mijn beide ooms een hel geweest moet zijn.

Sluiten
Bron: Neef: Wilco Veldhorst

Geplaatst door Coördinator Archief Oorlogsgravenstichting op 12 mei 2017

Voeg zelf een monument toe

Log in om een monument toe te voegen

Voeg zelf een bijdrage toe

Log in om een bijdrage toe te voegen

Nationaal Ereveld Loenen


Vak/rij/nummer A208
B.J.Scholten.jpg

Monument

Naam:
Loenen, Ereveld Loenen

Plaats:
Apeldoorn

Loenen, Ereveld Loenen

Leg bloemen op dit graf

Wilt u graag bloemen laten leggen op dit graf, dan verzorgen wij dit graag voor u.
Bestel bloemen
Bloemen en kransen

Nationaal archief

Bekijk
Menu