Thomas Henry Cameron

Thomas H. Cameron werd geboren op 21 januari 1919 in Edinburgh, Schotland, uit het huwelijk tussen de 28 jarige William Cameron en de 30 jarige Christina Thomson Cleland. Toen Thomas werd geboren had hij reeds een zus, Jessie Cleland Cameron en toen hij één jaar oud was kreeg hij een broer , Richard Cleland Cameron,In april 1924 verhuisde het gezin vanuit Schotland naar Saskatchewan in Canada waar een broer van zijn moeder woonde. Hier volgde hij opleidingen in elektrotechniek en lassen. Hij werkte daarna in een ijzersmederij in Trail, British Columbia en werd voor één jaar bakker.Vervolgens verhuisde hij Sylvan Lake, Alberta waar hij voor een korte tijd dienst nam bij de Calgary Highlanders. Aansluitend trad hij op 20 december 1940 in Calgary in dienst van de Royal Canadian Air Force.(Zijn verdere vliegercarrière overzicht wordt vermeld in bijgevoegd document.)Op 11 mei 1945, zes dagen na het einde van de oorlog in Nederland, kwam hij om bij een trainingsvlucht toen hij met zijn Mosquito NF. Mk.30 nachtjager neerstortte in de buurt van Delft. Sluiten

Op 11 mei 1945, omstreeks 15:40 uur, stegen piloot Flight Lieutenant (kapitein) Thomas Henry Cameron, (DFC) bezig aan zijn 2e tour, en LAC (korporaal) Llewellyn Morganog Thomas (navigator) op voor een testvlucht van de Mosquito NF.30, serienummer MM786, code RA-E, “E for Easy”, (Volgens een krantenbericht had de Commanding Officer van het No. 410 Squadrons waartoe de bemanning van de Mosquito behoorde, aangegeven dat in de Mosquito RA-"U" for "Uncle" werd gevlogen.Vanaf het moment dat het vliegtuig opsteeg, werd er niets meer van hen vernomen. Om 19:00 uur die avond werd door drie Mosquito’s van het squadron een zoekoperatie ingesteld, echter zonder resultaat.Op 12 mei 1945 werden zij als vermist opgegeven. In de loop van de dag van 13 mei 1945 werd het bericht ontvangen dat het wrak van een neergestorte Mosquito nabij Delft, in de buurt van Rotterdam, was gevonden.In het wrak zouden zich nog de lichamen van beide bemanningsleden bevinden. Toen de lichamen van beide bemanningsleden werden geborgen ontbraken hun identificatiepaatjes en werden zij aanvankelijk als onbekende vliegers geregistreerd.De volgende ochtend (14 mei) begaf Wing Commander E.P. Heybrook zich per auto naar het Sint Franciscus Gasthuis te Rotterdam waar hij de stoffelijke overschotten identificeerde als de vermiste vliegers. Sluiten